Is er eigenlijk wel een antwoord op de vraag in de titel? Is het niet altijd een kwestie van smaak? Vast wel, maar het kan geen kwaad om bij het schrijven van je verhaal het CCC-model in je achterhoofd te houden. Lees je mee?
Waar voor de één een tekst lekker weg leest, kan het voor de ander een stuk moeilijker zijn. Wat maakt een tekst nou goed? Is dat alleen een kwestie van smaak, of valt er toch iets te sturen? Jan Renkema is auteur van de Schrijfwijzer, een boek dat bij menig tekstschrijver in de boekenkast staat, en hij ontwikkelde het CCC-model. Dit model geeft je aan de hand van drie criteria en vijf tekstniveaus vijftien ijkpunten waarop je een tekst kunt toetsen.
Drie criteria voor een goede tekst
1. Correspondentie
Wat jij wilt zeggen en wat de lezer wil weten moet met elkaar corresponderen. Baseer je bij het schrijven bijvoorbeeld op opleiding, interesse of achtergrond van de doelgroep waar jij je op richt.
Wat kan er misgaan?
Je houdt onvoldoende de lezer voor ogen. Je vertelt wat jij kwijt wilt en dat is niet altijd waar de lezer behoefte aan heeft. Heel vaak niet zelfs.
2. Consistentie
Het bekendste voorbeeld is een keuze maken in het aanspreken van de lezer met ‘u’ of ‘jij’ en die keuze consequent toepassen. Je kunt ook denken aan het kiezen voor een thematische of chronologische indeling van je verhaal of aan een informele schrijfstijl.
Wat kan er misgaan?
Je keuzes niet consequent doorvoeren. Je wijkt af van de chronologische volgorde, je gebruikt afwisselend u en jij of de ene websitepagina kent een formele toon en de andere is weer informeel geschreven.
3. Correctheid
Natuurlijk is het belangrijk dat je foutloos schrijft, maar het gaat hier ook om de inhoud, de feiten moeten kloppen.
Wat kan er misgaan?
Dat kunnen slordige typefouten zijn, maar ook grammatica- of spelfouten. Of dat wat je vertelt klopt niet.
Vijf tekstniveaus
Aan de drie criteria worden vijf tekstniveaus gekoppeld. Hierdoor krijg je vijftien ijkpunten waarmee je een tekst kunt analyseren.
Correspondentie | Consistentie | Correctheid | |
Tekstsoort | 1. geschiktheid | 2. genrezuiverheid | 3. genreregels |
Inhoud | 4 voldoende informatie | 5. overeenstemming tussen feiten | 6. juistheid van informatie |
Opbouw | 7. voldoende samenhang | 8. consequente opbouw | 9. correcte verbindingswoorden |
Formulering | 10. gepaste formulering | 11. eenheid van stijl | 12. correcte zinsbouw en woordkeus |
Presentatie | 13. gepaste presentatie | 14. afstemming tekst en vormgeving | 15. correcte spelling en interpunctie |
Deze tabel lees je als schrijver van links naar rechts en van boven naar beneden. Als je bij ijkpunt 1 al een verkeerde keuze maakt, is een verdere analyse niet zinvol.
Ik licht de ijkpunten toe:
Tekstsoort
1. geschiktheid
Kijk naar het belang van de boodschap die je wilt delen en kies daar de juiste tekstsoort bij. Een reorganisatie kun je beter toelichten met een interne nota en niet door middel van een affiche bij de koffieautomaat.
2. genrezuiverheid
In een producthandleiding verwacht je geen discussiepunten over de voor- of nadelen van het gebruik van het product. Een ander voorbeeld, in een nieuwsbericht behoren in principe geen opinies thuis.
3. genreregels
Zorg dat je voldoet een bestaande conventies. Een brief is bijvoorbeeld pas een brief als die een aanhef en een afsluiting heeft en een scriptie behoort een duidelijke probleemstelling te hebben.
Inhoud
4. voldoende informatie
Stem de hoeveelheid informatie af op de behoefte van de lezer en maak duidelijk wat hij of zij er mee moet of kan doen.
5. overeenstemming tussen feiten
Zorg dat je jezelf niet tegenspreekt en dat er geen tegenstrijdigheden in je verhaal zitten.
6. juistheid van informatie
Feiten checken gaat in onze digitale wereld heel makkelijk, dus zorg dat de feiten kloppen.
Opbouw
7. voldoende samenhang
Je bouwt de tekst zodanig op dat de samenhang tussen de alinea’s duidelijk is, waardoor een logisch verhaal ontstaat.
8. consequente opbouw
Alles over hetzelfde onderwerp staat bij elkaar zodat de lezer niet hoeft te zoeken.
9. correcte verbindingswoorden
Met verbindingswoorden geef je duidelijke markeringen aan. Na het woord dus volgt een conclusie, op het woord want volgt een uitleg en kortom geeft aan dat er een samenvatting komt.
Formulering
10. gepaste formulering
Ook hier houd je de doelgroep voor ogen. Wat weten zij al over het onderwerp? Wat is de gemiddelde leeftijd van de lezers? Ken je het opleidingsniveau van de doelgroep?
Zorg dat de tekst op vier aspecten aansluit op je doelgroep:
• begrijpelijkheid
• aantrekkelijkheid
• bondigheid
• toonzetting
11. eenheid van stijl
Zorg dat je gemaakte keuzes ook doorvoert in de hele tekst, bijvoorbeeld u blijft u, formeel taalgebruik blijft formeel.
12. correcte zinsbouw en woordkeus
Je schrijft volgens grammaticaregels en de woordkeus past bij de doelgroep en het onderwerp.
Presentatie
13. gepaste presentatie
Stem de presentatie van je tekst af op jouw doel, maar verlies de behoefte van de lezer niet uit het oog. Zit de lezer te wachten op teksten met veel tabellen of kun je in de tekst beter naar tabellen in een bijlage verwijzen?
14. afstemming tekst en vormgeving
Besteed zorg aan de alinea-indeling en de lay-out van je tekst.
15. correcte spelling en interpunctie
Natuurlijk staan er geen spelfouten in de tekst en staan de punten en komma’s op de juiste plaats. Onder dit ijkpunt vallen ook de schrijfwijzen van afkortingen en getallen.
Is dit jouw kennismaking met het CCC-model of had je er al eerder van gehoord? Misschien werk je er wel mee, deel dan jouw ervaringen in het reactieveld onder dit artikel.
Delen van dit artikel mag, graag zelfs.
Geef een reactie